Gemeente Heumen

Heumen is een plaats in de gemeente Heumen in de Nederlandse provincie Gelderland. Het dorp ligt tussen Malden en Overasselt en telt 1575 inwoners. Ook al draagt de gemeente de naam van het dorp Heumen, toch staat het gemeentehuis niet in het dorp. Het gemeentehuis staat namelijk in Malden, de hoofdplaats van de gemeente.

De hervormde dorpskerk dateert uit de 14e eeuw en de Katholieke Gregoriuskerk is in 1952 gebouwd naar een ontwerp van architect E. Nijsten. In de Hervormde kerk bevindt zich de cenotaaf van de in de slag op de Mokerheide omgekomen Lodewijk en Hendrik van Nassau. Ook staat even buiten het dorp de Joannusmolen, een maalvaardige korenmolen.

Geschiedenis

De prehistorie van ons gebied leert ons dat een ongestuwd hoogterras (dat wil zeggen rivierafzettingen op een hooggelegen gebied) door de inwerking van een fluvio-glaciale ijskegel werd omgezet in een gestuwd hoogterras. Dit opgestuwde gebied werd later weer doorsneden door smeltwaterdalen, waarlangs enorme watervloeden in vloeiende lijn naar de naar het westen ombuigende rivieren stroomden. Die watervloeden werden veroorzaakt door smeltende ijsmassa's en op vele plaatsen lieten ze een 7 meter dikke zandlaag achter. Er volgden afwisselingen van zeer warme en koude tijden met daarna een ontwikkeling van planten, dieren en mensen. Dat was na de derde fase van de voorlaatste ijstijd; deze fase bepaalde in hoge mate het landschap in onze streek. De ijskap was op vele plaatsen 2 tot 3 km. dik en de uitlopers daarvan, die hier de stuwwal forceerden, waren 60 tot 80 meter hoog. De zeespiegel lag ongeveer 150 meter lager en dat veroorzaakte een groot verval in de rivieren, die daarom wild stroomden en zich vele malen vertakten. Vanaf 3000 voor Chr. verschenen de eerste bewoners langs de Maas op de oeverwallen en dus ook in onze streek. De verzamelaar werd producent; de landbouw ontwikkelde zich. Opgravingen leveren ons grafheuvels en urnenvelden van ± 1500 voor Chr.

De Friezen vestigden zich langs de kust en Keltische stammen op de kleine en grote oeverwallen en donken langs Maas en Waal. Daartussen lagen de komgronden, vol rivierklei en, vóór de middeleeuwse ontginningen, overdekt met moerasbossen. (Auwälder: eiken - elsen).
Later werden deze komgronden door ontginning de wei- en hooilanden van de Ooy, Duffelt, Weurt, Winssum en de Broekgronden van Heumen en Malden. De "Keltische stammen" en vooral de Bataven vestigden zich bij voorkeur op de grens van broekachtige gronden: dat garandeerde veiligheid bij overstromingen, dus vrij wonen met akkerlanden op het droge gebied én graslanden in de natte komgebieden. De grote rivieren bleven echter onberekenbaar; de watertoevoer was zeer onregelmatig en ze verlegden vaak hun bedding: de afvloeiing werd vaak gehinderd door hindernissen in de kuststreek. Daarom moest men zich vaak uit het riviergebied terugtrekken.

De enige veilige woonplaats was toen het grensgebied tussen de spoelzandvlakte van de stuwwal Nijmegen / Groesbeek en het Broek. Maar de grond was er niet zo vruchtbaar als de klei- en leemstroken in het gebied van Heumen en Overasselt. Daar trok men steeds weer naar toe als het waterpeil dat toeliet. Daar steeg dan ook in die gelukkige tijden de welvaart en langs de lijn Heumen - Alverna zijn dan ook alle sporen van vroegere bewoners gevonden. De laatste eeuwen voor onze jaartelling moet het hele gebied bewoond geweest zijn en werd er intens aan landbouw en veeteelt gedaan om te voorzien in de eigen behoefte. Zeker in Malden ligt voor de hand dat de bewoners vrij vroeg tot veeteelt overgingen. Immers, om te vissen moesten ze naar de Maas en om te jagen was het Broek veel te drassig. Voor dat laatste konden ze natuurlijk wel terecht in het Heumensoord en het Nederrijkswoud, maar dat bleven zandige gebieden, die werden uitgedund door akering en afplagging. De grasvlakten echter op de grens van het Broek waren uitstekend geschikt voor wei- en hooiland. De volgende stap is logisch: vee geeft mest en mest maakt grond vruchtbaar! De grond langs het Broek was lemig en het grondwaterpeil in het Broek redelijk hoog. Door deze omstandigheden ontstond een lange reeks van nederzettinkjes langs de Broeklanden van Mook tot ver voorbij Hatert. Dit primitieve begin is wellicht in de Karolingische tijd afgerond. In deze tijd leefde en werkte men gezamenlijk en alles was ook gezamenlijk bezit. Het gebied tussen Maas, Waal en Rijn is hooggelegen en heeft die rivieren als natuurlijke grenzen. Daarom was het zeer geschikt voor vestiging en als uitvalgebied voor machtsuitbreiding. Uitermate geschikt dus als basis voor de Romeinen voor hun machtsuitbreiding! Voor hun garnizoen was voedsel gegarandeerd als haver en graan op de lagere gronden en bladgroenten op de hogere gronden.

Na de eerste honderd jaar van verovering en vestiging volgden twee eeuwen van haast ongestoorde, civiele ontwikkeling en grote welvaart tot ver in het vrije Germanië. Na de tweede eeuw na Chr. kwamen moeilijke tijden door opdringende Germanen, klimaatveranderingen en onberekenbare waterstanden. Er kwam even een periode waarin de Romeinse macht zich enigszins herstelde in de "steden" en langs de verbindingswegen. (Wachttoren in Heumensoord!) Maar toen volgde een lange periode van desintegratie en stilte. Voor zo ver de Romeinen nog aanwezig waren gedoogden ze de kolonisatie van de Franken in de voor hen waardeloze of ontoegankelijke gebieden. Dit geldt zeker ook voor het gebied van Overasselt en Heumen dat door dichte bossen en talrijke wateringen voor de Romeinen toch niet meer bezetbaar en aantrekkelijk was. Een blijvende bewoning ging zich aftekenen, maar door geografische en klimatologische omstandigheden bleef het nog eeuwenlang onduidelijk. Ook de kerstening van onze streek kwam toen nog lang niet tot stand. Met de macht van de hofmeiers steeg het aanzien van een "stads-christendom", maar het platteland werd pas gekerstend vanuit de tijd van Amandus en Willibrordus. Vanaf ongeveer 900 kan men zeggen dat onze streek geheel gekerstend was! Iets later was er in Overasselt ineens een priorij en weer later in Heumen een aanzienlijke familie de Homene en in Malden een stenen kerk en een hof waarop ene Henrico de Maldene woonde : villicus, schultheiss, schout! Toen begon de geschiedenis van ons gebied: die feiten liggen vast! Maar ze roepen wel vragen op. Een stenen kerk en een schout in Malden waren er niet zo maar! Een kerkgebied en een schoutambt vormen een afgerond geheel!
De familie de Homene in Heumen kon zich erg zelfstandig gedragen ten opzichte van de priorij van St. Walrick in Overasselt en Reinald de Homene was rond 1300 Amtsman van Maas en Waal en even later Burggraaf van Nijmegen. Overasselt en Nederasselt waren toen een schoutambt en Groteloef die toen in Kranenburg en Malden resideerde namens zijn broer de graaf Van Kleef was toen Graaf van Saarbrücken, leenheer van verschillende bezittingen van de familie de Homene, machthebber in Nütterden en Goch, waar hij de stadsrechten bevestigde. Die eerste heer in Malden telde al vanaf 1250 mee in regelingen van erfenissen, vetebeëindigingen, beloften van oorlogshulp, het verkrijgen van goederen en renten en hij zegelde zelfs met de koning en de aartsbisschop van Keulen. Die van Heumen en Malden waren dus geen kleine jongens! Zij trokken hun sporen in de geschiedenis, terwijl Heumen en Malden volslagen onbekend bleven!

Toen Groteloef vertrokken was uit Malden, werd zijn bastaardzoon daar schout en heer met lage rechten; aan het hof van Kleef volgde hij onmiddellijk na de Junggraaf en uit oorkonden blijkt dat hij nogal wat grond weg kon schenken. Zijn zoon verkocht later het grondheerlijk bezit in Malden aan zijn oom in Kranenburg. Inmiddels had zijn andere oom, de graaf van Kleef alle bezittingen rond Kranenburg in 1298 aan koning Albrecht opgedragen en in leen terugontvangen en bezat op dat moment dus de territoriale hoogheid, de landsheerlijkheid in dit gebied waaronder ook Malden, Beek en Heumen bleken te vallen. Van toen af kon de heer van Kleef ook bij verkoop over de heerlijke rechten van deze gebieden beschikken. De gebieden waren immers voor hem niet meer zo aantrekkelijk. In 1247 verviel het Rijk van Nijmegen aan Gelre en bovendien verloor Kleef in 1288 de slag bij Worms. In deze grensgebieden moest de graaf van Kleef dus consolideren; machtsuitbreiding was er in deze streken niet meer bij! Het Kleefs gebied was tot dan toe trouwens geen territoriale eenheid, maar bestond uit veel verspreid liggende kleinere gebieden, waar de heren van Kleef feitelijke macht uitoefenden op rechtstitels zoals allodium, leen, voogdschap of pand. Op grond hiervan streefden ze zoals zovele middeleeuwse heren naar landsheerlijkheid, dat wil zeggen naar een eigen uniform gezag over alle ingezetenen van hun territorium. In de 12e en 13e eeuw wonnen ze Zyfflich en Kranenburg en toen het richteramt Kranenburg tot stand kwam op het eind van de dertiende eeuw bleken Malden en Heumen daaronder te vallen! Maar de heerschappij van de heren van Kleef was toch nog betrekkelijk nieuw. Pas in 1092 wordt een Graaf van Tomburg, Graaf van Kleef genoemd, maar die bezat slechts een klein grondgebied rond Kleef en Xanten; enige tijd later werd hij echter voogd van het stift te Zyfflich, dat ook de parochie Beek beheerde en waarvan Malden een "Siedlung" schijnt te zijn. In Malden, Wychen en later ook in Beek "duikt" Antonius-Abt als kerkpatroon op, in die tijd een "lievelingsheilige" van de Benediktijnen, de bewoners van het klooster van Zyfflich en bezitters van de parochies van Beek, Malden en Wychen.

Zijn dit fundatie-goederen Het zijn in ieder geval voor die tijd geen bezittingen van Kleef (die heren waren er toen nog niet) of van De Twaalf Apostelen te Keulen, zoals de hoofdparochie te Nijmegen. Balderik, de stichter van Zyfflich of de aartsbisschop van Keulen blijven dan over; maar beiden zijn fundatiemogelijkheid voor het benediktijnerstift! De oudste kerken in deze streken zijn voorafgegaan door houtbouw en dat duidt weer op "eigen kerk", dus gebouwd door de grondheer. Dat was in dit geval waarschijnlijk het klooster St. Maarten te Zyfflich. Daarop volgde meestal een zaalkerk in steen: natuursteen, veldkeien als fundament, tufsteen en zandsteen en Romeins tweedehands materiaal! Dit staat bijna letterlijk in het verslag OMROL van 1961. (ROB). De eerste houten kerk van Malden stellen op ± 1000 is dus verantwoord. Ook mag men verwachten dat de eerste ontginningen van het Broek toen zijn begonnen, want een houten kapel duidt niet alleen op een kerk op eigen gebied, maar ook op een plotselinge toename van de bevolking. Het streven naar landsheerlijkheid was een langdurig proces, vergezeld van veel conflicten met het rijksgezag, ingezetenen, naburige edelen en in ons geval zeker ook de aartsbisschop van Keulen, dé grootgrondbezitter en keurvorst van deze streken! De heren van Kleef deden in de eerste eeuwen van hun dynastie niets anders dan het grondgebied van de aartsbisschop en Gelre beknibbelen, veelal via hun voogdschap van "rijksabdijen". Overeenkomstig de ontwikkeling bij kerken en kloosters, die naast hun immuniteit nog andere "heerlijkheden", dus vorstelijke rechten mochten uitoefenen, ontwikkelden zich bij leke-heerlijkheden ook die hoge rechten, zeker als de bezitter(s) daarvan ook nog voogd over kloostereigendom(men) was(waren). Zij waren immers de feitelijke heren in hun voogdij-gebieden: met hen had de gewone man dagelijks te doen, hij was voor hem de heer in het dagelijks leven.

Als ze dus dezelfde rechten uitoefenden op hun eigen bezittingen viel dit niemand op! In sommige, vaak onbetekenende gebieden gebeurde dan in het klein wat elders in het groot gebeurde bij aanzienlijke geslachten van vaak vorstelijke afkomst! Bij de opkomst van de dynastieën van Gelre en Kleef is dit schering en inslag. De kerk van Malden wordt al rond 1291 in de boeken van het aartsdiakonaat van Xanten als parochie genoemd, evenals Heumen, dat toen nog dochterkerk van Overasselt was en dus geen eigen parochie. Dat Heumen en Malden niet voorkomen in de boeken van Keulen is te wijten aan het feit dat zij kwartaalkerken waren, dochterkerken van dochterkerken en dus eigenlijk alleen vielen onder de rechtsmacht van de deken. Ze betaalden wel kerkschatting aan de aartsdiaken, maar niets aan Keulen! Dirk Korteloef, kleinzoon van Groteloef, verkocht in 1311 zijn grondheerlijkheid Malden aan zijn oom Dirk van Horne, Heer van Kranenburg en zwager van de Graaf van Kleef. De verkoop hield verband met een pandschat over het Kranenburgerland, dat Gerard van Horne toen van de Heer van Kleef had. In het begin van de 14e eeuw trad Johan I van Groesbeek naar voren. Hij was raadgever van koning Rudolf, Waldgraaf van het Kellewalt en eigenaar van de gewezen koninklijke goederen in Groesbeek. De koning bevestigde hem in die goederen en functies en riep alle rijksgroten op hem dienovereenkomstig te behandelen. Johan was ook leenman van het klooster te Zyfflich, had samen met Kleef jurisdictie over Beek en had ook samen met Kleef bos en broek in eigendom. Waarschijnlijk iets na 1340 kocht ridder Johan van Arnold de Homene diens bezittingen in Heumen en bouwde daar, waarschijnlijk voor 1355 een kasteel aan de Maas.

Ondertussen kocht hij in 1348 Malden als heerlijkheid van Kleef van Diederik van Horne en in 1350 ook nog de heerlijkheid Beek. In 1355 ruilde hij goederen met de prior van St. Walrick en sloot met hem een overeenkomst over cijnsen en tienden. Zo was er duidelijkheid geschapen met betrekking tot de jurisdicties, vooral ten opzichte van Kleef. Er volgde een lange periode van rust. Seger I van Groesbeek droeg zijn burcht en bezittingen op aan de hertog van Gelre en ontving dit als leen terug. De hertog werd dus kennelijk als landsheer beschouwd van het gebied ten westen van het Broek. Zoon Johan II van Groesbeek trouwde met de zus van de hertog van Gelre en zegelde in 1418 de Verbondsbrief, waarmee de heerlijkheden van Malden, Beek en Heumen toetraden tot het Kwartier van Nijmegen. De band met Kleef was dus wel heel los geworden. In 1542 werden de heerlijkheden voor het eerst aangeslagen voor de belastingen in het Rijk van Nijmegen. Malden en Beek werden dus toch beschouwd als Gelders territorium, zeker wat het gericht betreft!
In 1527 werd de familie Van Groesbeek ook heer van Groesbeek en na de dood van Johan V in 1565 splitste de familie Van Groesbeek zich in de Spaansgezinde tak Groesbeek en de staatsgezinde tak Heumen. In 1609 werden de kerken, onder militair toezicht, onttrokken aan de katholieken, die voortaan met hun heer in Mook ter kerke gingen. Het was niet altijd pais en vree tussen heer en onderdanen: de belastingen drukten zwaar en er was vaak onenigheid over houtkap, plagsteken en veedrift. Een enkele keer kwam het zelfs tot een uitvoerig protest. De Maldenaren redeneerden dan vanuit de oude curtis = de herenhof als economisch middelpunt en de heer van Heumen vanuit het oude castrum = de burcht als militair bezit met "vorstelijke" rechten. In 1660 kwamen de heerlijkheden Malden en Heumen aan de familie Van Steenhuys. De eerste daarvan was Baron Ludolf, Heer van Oploo, Amtsman van Grave en Kuyk, hij was Luitenant-Generaal van de cavalerie der Nederlanden en gehuwd met Johanna van Randwijck, lid van een aanzienlijk geslacht in het rivierengebied. Voor de inwoners veranderde er niets: lasten, plichten en strubbelingen bleven hetzelfde; er rezen nu vooral meningsverschillen over het meegebruik van het Heumensoord. Toch leefden de Steenhuysen mee met hun onderdanen: ze waren lid van het schuttersgilde in Heumen; ook gaven ze een luidklok aan het gilde in Malden en stonden ze een schuurkerk toe aan de Leigraaf tussen Heumen en Malden als parochiekerk voor beide dorpen! Op 31 oktober 1769 besloot de Raad van Nijmegen, dat is "ingegaan en geslooten, een vaste en stedige erfkoop over de beide hooge heerlijkheden Heumen en Malden". Uit een extract van 11 oktober 1769 blijkt waarom:
1. om "de vrije directie omtrent de wegen en de passage naar de Maze" te waarborgen
2. ter voorkoming van "criminele jurisdictie in die heerlijkheden die enerzijds grenzen aan vreemd territoir en aan de andere zijde aan dezer Stads Schependom"
3. om te voorkomen dat de heerlijkheden in handen komen van iemand die onverschillig zou staan ten opzichte van de stad!
4. in verband met het "cultiveren van enige notabele stucken lands".
Verder veranderde er weer niet veel. Er was een raadscommmissie, die namens Nijmegen de heerlijkheden bestuurde. Er werd ook een politiefunktionaris aangesteld, een diender zoals in de stad en niet een veldwachter zoals elders. Er was voortaan een ontlastbrief nodig bij vestiging of vertrek, een verklaring dus zonder schulden te zijn, soms een borgstelling of een verklaring werk te hebben. In de Franse tijd werden Heumen en Malden geïncorporeerd in de Ambtsgemeente Nijmegen, onder protest van de stad en ondanks de Kleefse leenhorigheid. Het inwonertal van Malden, Heumen, Overasselt en Nederasselt was toen resp. 345, 434, 391 en 348. De laatste twee plaatsen behoorden toen tot het Ambt van Maas en Waal. Ook onze streek leed onder militaire dictatuur, bittere armoede en verlopen handel en economische achteruitgang.

Ook onder het Koninkrijk bleef die depressie aanhouden, vooral gekenmerkt door hoge accijnsprijzen en dus duur voedsel en dat was natuurlijk vooral in het nadeel van de gewone man.
Rond 1830 was Mook Belgisch gebied; Heumen-Malden was een soort niemandsland. Alles werd verwaarloosd, ook de dijken. De schutters werden opgeroepen: die wilden wel hun eigen dorp verdedigen, maar niet naar een garnizoensplaats overgeplaatst worden. Dit werd uitgelegd als een opstand en dus werd het regulier leger ingezet om hen te dwingen. Maar de schutters gingen op "beevaart" en sommigen deserteerden naar Mook. Het is een zeer overtrokken zaak geworden. In 1851 werden Heumen en Malden één gemeente onder de dubbelnaam "Heumen-Malden", maar het tweede deel, Malden, raakte later in onbruik.

BurgemeesterDhr. Paul Mengde
AdresKerkplein 6, 6581AC MALDEN
Postbus200, 6580AZ MALDEN
Telefoon024-3588300
E-mailheumen@heumen.nl
Websitewww.heumen.nl
Inwoners1500
Oppervlakte41 km2