Inhoud
Groningen Geluidsfragment uitspraak (Gronings: Grönnen of Grunnen, Fries: Grinslân) is een provincie in het noorden van Nederland.
De provincie wordt ook wel Stad en Ommelanden genoemd, omdat historisch de stad (van oorsprong Saksisch) en het omringende platteland (van oorsprong grotendeels Fries), een gelijkwaardige positie in het gewest innamen. De drie historische Ommelander kwartieren zijn Hunsingo, Fivelingo en het Westerkwartier. De Ommelanden en het Oldambt waren tot de 15e eeuw grotendeels oorspronkelijk Fries, de stad, Gorecht en Westerwolde Saksisch. Nu worden vrijwel overal in de Ommelanden Nedersaksische dialecten gesproken. In de dorpen De Wilp, Opende, Kornhorn en Marum in het Westerkwartier wordt deels Fries gesproken.
Groningen is na Drenthe, Friesland en Zeeland de dunst bevolkte provincie van Nederland, met 249 inwoners per km².
Geografie
Groningen grenst in het noorden aan de Waddenzee, in het noordoosten aan de inhammen Eems en Dollard, in het oosten aan de streek Oost-Friesland in de Duitse deelstaat Nedersaksen, in het zuiden aan de provincie Drenthe en in het westen aan de provincie Friesland. Qua oppervlakte is Groningen een van de kleinere provincies van Nederland. Deze relatief kleine oppervlakte wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan landschappen. De grens met Friesland werd definitief vastgesteld in 1724, die met Drenthe tussen 1817 en 1822 en de rijksgrens met Duitsland (Koninkrijk Hannover) in 1824 (Tractaat van Meppen). Bij Duitsland ging het echter alleen om de landsgrens; de watergrenzen in Eems en Dollard zijn echter nooit bepaald (ook niet bij het Eems-Dollardverdrag van 1960), omdat Nederland en Duitsland het daarover nooit eens zijn geworden. De grenzen zijn veelal laat tot stand gekomen omdat ze lagen in veengebieden, die pas laat in cultuur werden gebracht.
Het noordoosten van de provincie grenst aan het Eems-Dollardestuarium. In de streek rondom dit estuarium is in de loop van de geschiedenis veel landwinning geweest. De streek wordt vooral gekenmerkt door herenboeren met prachtige kapitale boerderijen en kleine arbeidershuisjes. Nergens in Groningen was het verschil tussen rijk en arm zo groot.
Onder het westelijke deel van dit gebied, in de gemeente Slochteren in Duurswold in Fivelingo, ligt een grote aardgasbel. De vermindering van de druk in de ondergrondse aardlagen leidt tot een meetbare daling van het maaiveld en regelmatig tot niet-natuurlijke aardbevingen.
Het zuidoosten, de Groninger Veenkoloniën, was oorspronkelijk een uitgestrekt hoogveengebied dat vanaf de 17e eeuw ontveend en in cultuur gebracht is. Uit die tijd resteert een uitgebreid stelsel van kanalen, welke het gebied een welhaast wiskundig karakter geeft. Traditioneel werden hier vooral fabrieksaardappelen verbouwd, die de basis zijn van een uitgebreide aardappelzetmeelindustrie.
Oostelijk van de Veenkoloniën en het Oldambt ligt Westerwolde, een streek op zandgrond. Hier ligt het hoogste punt van Groningen, de Hasseberg. De streek wordt gekenmerkt door een glooiend, kleinschalig landschap met veel bebossing en Meanderriviertjes. De streek lijkt meer bij Drenthe te horen dan bij Groningen.
Ook het zuidelijk Westerkwartier in het westen van de provincie ligt op een lage zandrug. Dit is een uitloper van de Hondsrug. Het heeft qua landschap, een coulisselandschap, veel weg van de Friese Wouden.
Het noorden van het Westerkwartier en Hunsingo kenmerken zich vooral door de wierden. Deze streek behoort tot de oudste cultuurlandschappen van Nederland. Al voor de jaartelling werd begonnen met het winnen van land op de zee, eerst direct rond de wierden, later door het bouwen van steeds nieuwe dijken. Karakteristiek zijn de kerkjes die de wierden domineren en een geheel eigen bouwstijl vertegenwoordigen die eigenlijk alleen in Groningen en Friesland voorkomt, de romanogotiek.
Tenslotte is er de Stad. Oorspronkelijk waren de stad Groningen en plaatsen in de directe omgeving zoals Haren Drentse esdorpen, ontstaan op de Hondsrug.
De belangrijkste kanalen in de provincie zijn het Reitdiep, het Van Starkenborghkanaal, het Eemskanaal, het Stadskanaal en het Winschoterdiep. Riviertjes in het gebied zijn het Reitdiep, waarin oorspronkelijk de Drentsche Aa en de Hunze samenkomen, de Oude Lauwers en het meanderriviertje de Westerwoldse Aa die ten zuiden van Wedde Ruiten Aa wordt genoemd.
Tot de provincie behoren drie kleine, onbewoonde Waddeneilanden: Rottumeroog, Rottumerplaat en Zuiderduintjes. Naar deze Waddeneilanden worden jaarlijks enkele wadlooptochten georganiseerd.
Geschiedenis
De geschiedenis van de provincie Groningen is voor een groot gedeelte de geschiedenis van het proces waarbij de stad in de loop der jaren steeds meer de macht kreeg over de Ommelanden. Daarvoor ligt echter nog een periode waarin het grootste deel van de provincie een geheel vormde met het naburige Westerlauwers Friesland en Oost-Friesland. Het was een gebied dat het meeste weg had van de huidige Waddenzee. Bij eb viel het droog, bij vloed stond het grotendeels onder water. In dat kwelderlandschap was permanente bewoning alleen mogelijk op wierden.
Overigens wijst de aanwezigheid van een hunebed bij Noordlaren er op dat de bewoningsgeschiedenis ten minste teruggaat tot de steentijd. De vondst van een hunebed bij Delfzijl is een aanwijzing dat die bewoning zich niet alleen beperkte tot het grensgebied met Drenthe. Volgens sommigen is de aanwezigheid van dat hunebed een bewijs voor de theorie dat de hunebedbouwers vanaf zee het land in trokken.
De oudst bekende vermelding van de stad Groningen dateert uit 1040. De stad was op dat moment in ieder geval nominaal bezit van de bisschop van Utrecht. Aangenomen wordt dat de stad van origine een Drents dorp was. De stad werd ook bewoond door Friezen. De stad had oorspronkelijk enige concurrentie van Appingedam, maar nadat de stad er in geslaagd was om het stapelrecht te verwerven was de dominante positie gevestigd. De invloed van de stad breidde zich gestaag uit. Het toppunt van haar macht werd bereikt aan het einde van de vijftiende eeuw, toen haar invloed tot ver in de huidige provincie Friesland reikte.
Na verloop van tijd nam de hele provincie de taal van de stad over, maar behield een aantal Friese woorden en uitdrukkingen. In sommige delen van de provincie, met name het Oldambt en Westerwolde was de stad uiteindelijk ook formeel de baas.
In de tijd van de Republiek was de gangbare aanduiding voor Groningen Stad en Lande. Die volgorde was geen toeval. De heerschappij van de stad over grote delen van de provincie eindigde in bestuurlijke zin na de Franse tijd. Toen werd de huidige provincie ingesteld waarbinnen de bijzondere positie van de stad formeel werd afgeschaft. De stad bleef echter nog wel eigenaar van grote delen van het Oldambt, Westerwolde en de Veenkoloniën. Daaraan kwam pas een einde in de jaren negentig van de twintigste eeuw.
De provincie Groningen vierde in 1994 haar 400 jarig bestaan. In 1594 werd met de reductie van Groningen voor het eerst de stad met de Ommelanden verenigd.
Vlag en wapen
Vlag
De provinciale vlag is vastgesteld in 1950. Ook de vlag verwijst naar stad en Ommelanden. De rode en blauwe hoekvlakken verwijzen naar de kleuren van de Ommelanden, het centrale groene kruis verwijst naar de stad en de handelsrelatie die de Stad in de Middeleeuwen had met de Scandinavische landen. In tegenstelling tot het Scandinavische model echter, staat het kruis bij de Groninger vlag in het midden. Dit benadrukt de centrale positie van de stad Groningen in het heden en het verleden.
Wapen
Het wapen van de provincie Groningen is officieel vastgesteld bij Koninklijk Besluit op 30 december 1947. Het wapen dateert echter al uit de zestiende eeuw. Het is tot stand gekomen nadat de stad en de Ommelanden, na de reductie van de stad in 1594 verenigd werden in een gewest. Het wapen is dan ook een combinatie van het wapen van de stad en het wapen van de Ommelanden.
In het eerste en derde kwartier staat het wapen van de stad. Hiermee worden de gebieden gesymboliseerd die rechtstreeks onder het bestuur van de stad vielen (Gorecht, beide Oldambten, Reiderland en Westerwolde).
In het tweede en vierde kwartier staat het wapen van de Ommelanden. Dit bestaat uit een zilveren schild met drie blauwe balken en elf rode harten. De drie balken staan voor de drie Ommelanden, Hunsingo, Fivelingo en Westerkwartier. De elf rode harten verwijzen naar de onderkwartieren van de drie Ommelanden. De rode harten zijn niet afgeleid van de Friese vlag, die pas uit de 19e eeuw dateert (zie Klein Friesland en de geschiedenis van de Friese vlag).
Het wapen wordt gedekt door een gouden kroon van vijf bladeren en vier parels. Het wordt aan weerszijden vastgehouden door een gouden leeuw als symbool van Nederland.
Cultuur
Taal
Oorspronkelijk was het grootste deel van de huidige provincie Groningen Friestalig. Alleen in de stad en directe omgeving, en in Westerwolde werd in het verleden al een Nedersaksisch dialect gesproken. Vermoedelijk door de groeiende invloed van de stad op de Ommelanden hebben deze laatsten het Fries ingeruild voor het Gronings.
Het Gronings heeft binnen de groep van de Nedersaksische dialecten een duidelijke eigen plaats. Aangenomen wordt dat dit deels komt door de invloed die het Fries heeft gehad op de vorming van het dialect. Het dialect dat het meest verwant is aan het Gronings wordt ook niet in Nederland gesproken, maar direct over de grens in Oost-Friesland waar zich een vergelijkbaar proces, van Fries naar Nedersaksisch heeft voorgedaan. Overigens is nog steeds een zeer klein gedeelte, in het zuidelijke Westerkwartier, van de provincie Friestalig. Waarschijnlijk is dit het gevolg van recentere immigratie vanuit Friesland, gezien in de Ommelanden overwegend Oosterlauwers Fries werd gesproken.
Volksgebruiken
Typisch Groningse volksgebruiken zijn neutenschaiten, ook op e gorre genoemd, kinken en kaaibakken.
In plaatsen als Ter Apel en Kloosterburen, met een aanzienlijk katholiek bevolkingsdeel, wordt carnaval gevierd. Op het Hoogeland wordt hier en daar nog een meiboom geplant . Net zoals in Limburg en andere delen van het land wordt er op 11 november langs de deuren gelopen voor Sint-Maarten. Aan deze Sint-Maarten hebben de Martinikerk en de Martinitoren in de Stad hun naam te danken.
In Westerwolde viert men in plaatsen als Onstwedde en Jipsinghuizen op 21 december Sint-Thomas. Op deze kortste dag van het jaar worden de kwade geesten verjaagd door op midwinterhoorns te blazen. Op 6 januari, Driekoningen, gingen kinderen vroeger langs de deuren om vervolgens snoep te ontvangen van de bewoners. Tegenwoordig wordt dit zelden tot niet meer gedaan.
Streekproducten en -gerechten
De provincie Groningen heeft, net zoals de meeste andere regio's, eigen streekproducten en streekgerechten. Voorbeelden hiervan zijn spekdikken, Groninger koek en poffert.
Cultureel erfgoed
Het cultuurhistorische erfgoed van de provincie wordt vooral gevormd door de oude dorpskerken, en door borgen (versterkte landhuizen, zoals de Fraeylemaborg in Slochteren). Langs de Duitse grens liggen de vestingdorpjes Bourtange, Bad Nieuweschans en Oudeschans. De stad Groningen kent, ondanks aanzienlijke schade die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd aangericht, ook een flink aantal monumenten. In het Groninger museum zijn, naast de historische voorwerpen uit allerlei delen van Groningen en de rest van de wereld, ook stukken hedendaagse kunst te bezichtigen.
Groningen heeft een eigen feestdag, Gronings Ontzet, gevierd op 28 augustus.
De olle grieze Martinitoren en de Martinikerk zijn het 'beeldmerk' van Stad en Ommelanden.
Toerisme
Groningen is lang een toeristisch onbekend gebied gebleven. Het culturele erfgoed, vooral de stad en de vesting Bourtange en bezienswaardigheden als het Nationaal Park Lauwersmeer, de Hortus Haren en de natuur in Westerwolde en het Westerkwartier vormen de belangrijkste redenen voor toeristen om naar de provincie Groningen te komen. Vooral de stad heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot geliefd doel voor dagtrips en lange weekends, niet alleen voor Nederlanders, maar in toenemende mate ook voor buitenlanders.
Economie
Van oudsher is de provincie vooral een landbouwgebied. De vruchtbare zeeklei van het Hogeland en het Oldambt, en de dalgrond in de Veenkoloniën zorgden voor een goed ontwikkelde akkerbouw die basis was voor de suikerindustrie in de stad, en de aardappelmeelindustrie en strokartonindustrie in het oosten van de provincie. De strokarton is inmiddels geschiedenis, de aardappelmeelindustrie houdt nog enigszins stand.
Het ontginnen van de veenkoloniën is daarnaast een stimulans geweest voor de scheepsbouw. Nog steeds worden langs het Winschoterdiep nieuwe schepen gebouwd die middels dwarshellingen te water worden gelaten. Die scheepsbouw hing ook samen met een vraag naar schepen voor de kustvaart, in de negentiende eeuw was Groningen naast Amsterdam en Rotterdam de voornaamste thuishaven van de Nederlandse handelsvloot. Groningen verklaarde zichzelf dan ook tot derde handelsstad van Nederland.
Dienstverlening en handel hebben zich van oudsher altijd geconcentreerd in de stad Groningen. Die tendens heeft zich in de twintigste eeuw alleen maar versterkt.
De haven en de petrochemische industrie in Delfzijl zijn ook belangrijk voor de regionale economie. Daarnaast worden er in de Eemshaven een aantal Energiecentrales gebouwd.
De allerbelangrijkste bijdragen van Groningen aan de Nederlandse economie zijn echter de delfstoffen. In eerste instantie was die bijdrage beperkt, in de buurt van Veendam en Heiligerlee werd wat zout gewonnen. Dat veranderde spectaculair in 1959 toen bij Kolham het aardgasveld van Slochteren werd aangeboord.