Mill en Sint Hubert is een gemeente in de provincie Noord-Brabant.
Geschiedenis
Tot ongeveer het jaar duizend kende het gebied van de gemeente Mill en Sint Hubert een vrij spaarzame bewoning. Slechts enkele toevallige vondsten uit de tijd van de prehistorie en de Romeinse tijd zijn ons bekend. Zij wijzen niet op vaste nederzettingen. Op de voorgrond tredend is een vondst van een vuistbijl uit het midden-paleoliticum, misschien wel van 40.000 jaar voor onze jaartelling. Deze bijl is nog zonder gat voor een steel en moest in de hand of vuist worden gehouden. Met grote zorg zijn de schilfers van de vuursteen afgeslagen. Er zijn tot nu toe in Brabant weinig vuistbijlen gevonden. De steen van Mill werd aangetroffen bij de boerderij van dhr. Bert Selten aan de Graafscheweg en is in de hal van het gemeentehuis te bewonderen.
In de 11e en 12 eeuw gingen de mensen er toe over zich te vestingen om en bij de westelijke hoge rug van het Land van Cuijk in de buurt van enkele beekjes. Ook de heren van Cuijk moeten in dit jonge gebied nogal wat bezittingen hebben gehad. Zij waren nauw betrokken bij de stichting van de abdij Mariënweerd in de Betuwe en vereerden haar met vele goederen onder Mill, waarvan de Hof ten Hove de voornaamste was. Verder kwamen in later tijd nog aan de abdij de hoven de Vloet en de Vorle, alsmode onder Escharen de Zandvoort, de Logt, de Schaapsdijk en goederen onder Hal. Mariënweerd is voor de ontwikkeling van Mill van grote betekenis geweest. Al in 1166 ontmoeten we in het cartularium van de abdij de naam Mill en het is zeer waarschijnlijk dat het goed Pisla van omtrent 1160 identiek is met de Hof ten Hove.
De naamsverklaring van Mill, in het verleden meest geschreven als Mylle, zal wel voor altijd een raadsel blijven. Verband met het woord molen te leggen gaat te ver, hoewel Mill in 1310 al een windmolen had met een watermolen als voorganger. Meer aannemelijk lijkt het in Mill het woord mijl te zien. Ook kan het best zijn dat Mill is afgeleid van de voornaam Millo.
De kapel van Mill had als patroon Sint Willibrord, de apostel van Brabant. Hij werd begraven te Echternach en de aldaar gevestigde abdij kreeg door zijn toedoen vele goederen in geheel Brabant. Er zijn aanwijzingen dat de abdij ook goederen onder Mill heeft bezeten. De Millse kapel was de St. Petruskerk van Boxmeer onderhorig. Dat de moederkerk van Mill oorspronkelijk in de huidige buurtschap de Meeren zou hebben gestaan is niet aannemelijk. Uitvoerig lichten de oorkonden ons in over de afscheiding en zelfstandigwording van de Millse kerk, die haar beslag kreeg in 1326. Onder de nieuwe parochie viel het gebied van Mill, Wanroij en het latere Sint Hubert met als scheiding de Hulsbeek. Wanroij ging kerkelijk in 1551 op eigen benen staan en Sint Hubert pas in 1796.
Moeilijker ligt het de kapel van O.L. Vrouw ten Hove in het geheel te plaatsen. Mogelijk heeft zij in oorsprong gediend als bedehuis voor de bewoners van de marienweerdse hoven, misschien ook voor de mensen van de goederen van de heer van Cuijk, alhoewel opgravingen geen fundamenten van voor 1400 aan het licht hebben gebracht. Ook voor de latere tijd blijft de geschiedenis van de kapel erg vaag.
Mill ontwikkelt zich intussen in de loop van de 14e eeuw tot een zelfstandig dorp met een eigen schepenbank van een richter en zeven schepenen. Het zegel van de bank vertoonde de afbeelding van Willibrord, dat gelukkig tot op de huidige dag in het gemeentewapen behouden bleef. In later tijd hadden de dorpen Mill, Sint Hubert en Wanroij voor kleinere zaken een eigen bestuur, doch voor het grote geheel en de overdracht van onroerende goederen diende de schepenbank. Die van het Hollanderbroek hadden een eigen heemraadschap. Aanvankelijk sprak men van het Tongelaarsbroek. In de tachtigjarige oorlog ging deze bank op in die van Mill.
Na de Franse tijd ging Wanroij van het drietal zijn eigen weg en werd een aparte gemeente. Na 1942 ging Wanroij samen met Rijkevoort. St. Hubert daarentegen bleef trouw aan Mill, hetgeen nog steeds tot uiting komt in de officiële naam van Mill en Sint Hubert. Sint Hubert ontstond in de 15e eeuw en werd aanvankelijk als een buurtschap van Wanroij beschouwd. Eerst sprak men ook wel van de St. Hubertuskapel in het Veen. Het dorpje ging zonder schokkende gebeurtenissen door de tijd met een eigen dorpshuishouding. Op de heide van Sint Hubert ontstond op het einde van de vorige eeuw een zeer kleine nederzetting, waaruit tenslotte Wilbertoord te voorschijn kwam. Langenboom behoorde tot 1942 aan de gemeente Escharen. Ter gelegenheid van de herdenkingstentoonstelling in 1975 van de stormramp van 1925 schreef de heer Verstraaten zeer verdienstelijk over de Langenboomse geschiedenis. Tot aan de komst van de Dominicanen in 1852 bestond het eigenlijke Langenboom uit slechts een paar boerderijen, met daarnaast wat bewoning op de Lage Hei, de Maurik en in de buurt van Hal. Dankzij de paters ontwikkelde Langenboom zich tot een welvarend dorp, misschien sterk gestimuleerd achteraf door de alles vernietigende stormramp van 10 augustus 1925.
Zo kent de historie van de gemeente Mill en Sint Hubert een rijke verscheidenheid. Het oude dorp Mill met zijn banden met de abdij Mariënweerd en later met Postel, het meer rustige Sint Hubert, de jonge nederzetting Wilbertoord en het Langenboom, dat zich zo onstuimig wist te ontwikkelen, zij allen vormen de gemeente Mill.